Waar moet ik dit verhaal beginnen? Ik weet het niet … er is
zo veel te vertellen. Zes juli 2014 zal voor mij waarschijnlijk altijd de dag
blijven, waarin ik iets waargemaakt heb, waar ik in de verste verte niet van
durfde dromen.
Ik stond aan de start In Frankfurt met een duidelijke
ambitie: die besttijd op een Ironman zou ik verpulveren. 10u49 verbeteren tot pakweg
10u48 of 10u47, was eerlijk gezegd niet wat in mijn hoofd zat. Ik wou er echt
een lap vanaf doen: 10u30 was zowat de tijd die het meest door mijn oog
gespookt had tijdens de voorbereiding. Maar ook 10u22. Dat zou immers 1 uur
sneller zijn dan op mijn debuut hier in Frankfurt 6 jaar geleden. “Six years
older, one hour faster”, het leek me wel wat. Maar dan had ik écht een superdag
nodig waarin niks maar dan ook niks foutliep.
Wel een superdag had ik alleszins. Alleen het resultaat was
niet 10u22, maar …. 10u03. Ik kon het echt niet geloven als ik over de finish
liep: Ik? 10u03? Zooooot!
Nochtans ’s ochtends had ik niet echt dat grote supergevoel.
Ik had op weg naar de start niet echt de grinta van de vorige Ironmans. Er lag
een rust over mij, die zowel geruststellend was (weinig zenuwen) als
verontrustend (had ik geen goesting om er een lap op te geven?).
Voor de start namen David en ik ons voor dat dit echt wel de
laatste Ironman zou zijn. Nog één keer
zot doen, zou volstaan. Raar om daar over bezig te zijn als je met je wetsuit
in het water staat net voor de start van een Ironman. We wensten elkaar succes,
en ik ging me gaan positioneren in het water. Ik vertrok immers om 6u45 met de
profs en 450 andere agegroupers. David vertrok een kwartier later met de 2500
andere age groupers. (doodjammer dat maatje David tijdens de marathon zou moeten opgeven)
En dan deed de DJ van dienst aan de Langener Waldsee iets
wat mij helemaal oppepte. Na de aankondiging “2 minutes before the start” liet
hij de intro van dit nummer door de boxen knallen:
klokkengelui over het meer
om 6u45 en dan die heerlijke slepende, dreigende gitaarriff. Schitterend!
Het kanon ging af en weg waren we.
SWIM 3800m
Over het zwemmen kan ik niet zoveel vertellen. Behalve
misschien dat dat lang duurt, 3.8 km zwemmen. Je hebt ook geen enkel idee van
je snelheid. Je zwemt en zwemt en zwemt, en wil eigenlijk zo snel mogelijk op
die fiets springen.
De eerste zwemronde voelde ik dat het zwemmen zeer vlot
ging, bij de start van de 2e ronde was er wat onduidelijkheid over
het te volgen traject. Ik week af en zwom naar een bootje van de organisatie,
waarbij bleek dat ik beter niet was afgeweken: de groep waarin ik zwom was toch
juist en ik had dus tientallen meters te veel gezwommen. Vooral in de laatste
1000 meter voelde ik dat mijn zwemtempo wat begon te stokken. En het was dat
laatste dat wat in mijn hoofd bleef hangen, dus toen ik uit het water kwam,
gokte ik dan ook op een matige tijd van 1:20, maar wanneer ik uit het water
kwam bracht mijn uurwerk een eerste brede glimlach op mijn lippen: 1u13m39s! Da’s
met verre voorsprong mijn beste zwemtijd op een Ironman. En ook nog eens een
dikke minuut sterker dan op training. Deftige start dus. Op de loodzware klim
op het strand naar T1 stonden mijn supporters de brullen voor mij. Heerlijk om
ze dan al met een high five te kunnen begroeten.
-> SWIM 3800m;
1:13:39 (tempo 1:56 / 100m)
BIKE
Het was dus nog maar 8u ’s morgens en ik mocht al de fiets
op. En daar had ik nu eens on-ge-loof-lijk veel goesting in: een tijdrit van
180 km!!
Eigenlijk was het plan om zo ongeveer rond hartslag 130 te
rijden (midden in mijn intensieve zone). Maar ik had zo’n superbenen, hinkte
zowat de eerste 30 km op twee gedachten : stick to my plan of er een lap op
geven. Maar al doende werd de beslissing snel gemaakt: “Godverdoeme als dit dan
toch de laatste keer is, en je hebt zo’n benen, Christophe, laten we dan eens
een risico nemen.” Ik dacht terug aan de sms die ik de dag ervoor naar één van
mijn grootste supporters door de jaren heen, mijne nonkel Roland, had gestuurd:
“Ik ga morgen vlammen alsof het mijn laatste Ironman is”. En vanaf toen werd
het fietsen één langgerekte fun-ervaring. Op het vlakke en op de vele stukken
vals plat lagen de snelheden zeer hoog, de hellingen nam ik altijd net snediger dan
voorzien.
Wat er tijdens die rit allemaal met mij gebeurde is niet te
beschrijven: het fietsen werd een soort van mega-trip. Ik zat zo te genieten
dat ik met een brede smile rondreed (zie foto hieronder genomen door de
organisatie op het parcours).
Ik dacht terug aan de ontelbare lange, eenzame
fietstrainingen (ik heb echt bijna alles alleen gereden dit jaar) en ik voelde
me apetrots. Ik geef toe, ik heb op bepaalde momenten een traan zitten
wegpinken op mijn fiets, ik werd er gewoonweg emotioneel van. En ondertussen
bleven die Duitse wegen maar wegzoeven onder mijn wielen. Heel tof ook om Bert
van Mr T Gent vier keer tegen te komen op het parcours en hem te zien brullen
voor mij (thanks Bert, deed echt deugd).
Na 110 km kwam ik aan de bevoorradingspost waar mijn
persoonlijke sportdrank me werd aangereikt door mijn vader en mijn moeder. Even
de remmen in, kunnen vertellen dat je superbenen hebt (zalig), luidop jezelf
voornemen dat je nu wel een tandje kleiner ging schakelen (ok misschien wel
verstandig), en 5 km verder al terug het gashendel opendraaien (nog
zaliger!!!). Hahaha….. bieste!!!
“Wat doe je tijdens zo’n 180 km eigenlijk tijdens je heldere
momenten, Christophe?”, vragen jullie je waarschijnlijk af. Heel goed je voedingsplan opvolgen, en veel
zitten rekenen. Zitten voorspellen, wat mijn fietstijd zou worden dus. Eerst
dacht ik aan 5u25, toen merkte ik dat 5u20 of 5u15 misschien wel haalbaar was.
Op een bepaald moment (ik denk zowat na 130 km) had ik een gemiddelde van 36
km/u. “ZESENDERTIG KILOMETER PER UUR”, ik heb het luidop tegen mezelf gezegd op
dat moment, gewoon omdat het zo lekker klonk. : )
Maar het moment waarop je benen echt pijn beginnen te doen
(en je je eerste klop van de hamer krijgt) moest nog komen. Maar dat moment
bleef verbazingwekkend genoeg helemaal uit. 180 km aan een stuk vol kunnen
rijden zoals het moest: dit was met verre voorsprong mijn heerlijkste
fietservaring ooit. Dat je daar jaren aan een stuk zorgvuldig en hard voor moet
trainen om dat te bereiken, maakt het alleen maar mooier.
BIKE 5:05:57;
180,2 km; 35,4 km/u; gem HSL 135; max HSL 161
TSJAKKA!!!!
Mag ik nog eens?
TSJAKKA!!!!!!!!
De fiets af, direct de wisseltent in, loopschoenen aan …..
eens op mijn Garmin hartslagmeter kijken, en zien dat ik nog maar 6u27m bezig
was. Kortom, ik had nog 3u55m om die marathon vol te maken, en dan nog kwam ik
uit op “six years older, one hour faster”. Het besef begon te groeien dat dit
wel eens een topchrono kon worden. Maar tegelijkertijd was het nog veel te
vroeg om victorie te kraaien: het zwaarste moest nog komen. En ik vroeg me
eerlijk gezegd af wat de impact zou zijn van mijn risicovolle fietskeuze.
RUN
Het plan voor het lopen was al maanden geleden gemaakt :
starten aan 4:30 / km (13,2 km/u), en dat zo lang mogelijk uithouden, liefst de
eerste 20 km…..en dan als je die klop krijgt …ja daar kan je geen plan voor
maken, dan is het gewoon overleven.
In het lopen bleef in eerste instantie de droom maar verder
gaan. Ik liep vlot aan tempo’s net iets onder de 4:30. In het begin moest ik
echt op de rem duwen, want er kwamen kilometers van 4:22 - 4:23 op mijn scherm.
Maar vlotjes liep ik een eerste ronde van 10 km uit volgens plan. En op het
eerste zicht leek dat me weinig tot geen moeite te kosten. En al die
meegereisde supporters maar brullen en zien dat het goed was.
Maar na 12 km kwam de man met de hamer op mijn schouder
postvatten. “Verdoeme vent, gij zijt hier veel te vroeg, ge gaat nog efkes
moeten wachten zulle.” Maar hij luisterde niet en deelde me een eerste tik uit.
Dat was even vloeken, moet ik zeggen. Nog 30 km te gaan en al een dreun
krijgen. Boontje kwam om zijn loontje voor de euforie op de fiets.
Gelukkig kan ik op zo’n moment terugvallen op mijn
looptechniek en op mijn vele looptrainijgskilometers. 4:30/km was niet meer
mogelijk, maar ik bleef wel kilometers maken van 4:45 à 4:58. Kortom, de grens
van 5:00 per kilometer kon ik nog net buiten bereik houden.
Maar niet voor lang: tegen kilometer 19 moest ik er
definitief onder. Drie à vier kilometer verder toen ik de grootste hoop
supporters passeerde, voelde ik niet alleen hoe ellendig ik aan het afzien was,
ik zag ook aan hun blikken hoe slecht ik er effectief uit zag. We waren nog
maar halfweg in de marathon en ik zat al diep in de hel. Vier kilometer verder
passeerde ik mijn ouders en het was enkel verergerd. Hoe moet ik dat eigenlijk
beschrijven: het is een asgrauw gevoel, alles doet pijn, alles begint je te
irriteren, je kan niet meer helder nadenken (want nadenken lijkt op zo’n moment
verschrikkelijk veel energie te kosten), in de bevoorrading blijk je ook moeite
te hebben met drinken (vanaf dan moet je dus stoppen op bevoorradingsposten om
uberhaupt te kunnen drinken), je hebt hier en daar al eens kotsneigingen, en …
je krijgt krampen. In mijn geval beginnende krampen in de hamstrings en in mijn
linker- en rechterlies. En je krijgt schrik …schrik dat het niet gaat lukken.
Gelukkig ….. been there done that! Ik nam op pakweg 10
minuten een paar simpele maar zeer belangrijke beslissingen:
1.
Eten en drinken krijgen altijd voorrang. Kortom:
stoppen aan een bevoorrading - binnensmijten wat je nodig hebt en weer weg.
2.
NOOIT meer naar je looptijd kijken en NOOIT naar
je totale zwem-, fiets- en looptijd kijken tot je op de laatste brug bent
(ongeveer 1 km voor de finish dus). Geen energie meer verspillen aan rekenen.
3.
ELKE negatieve gedachte onmiddellijk counteren
door een positieve gedachte
4.
Lopen lopen lopen lopen….zo rap als je nog kan
(simpel misschien maar de drang om te beginnen stappen is zo groot op zo’n
moment ).
En het werkte … ik bleef lopen, die vent bleef op mijn
schouder zitten en gaf me zowat om de 15 minuten een verschrikkelijke klop op
mijne kop, maar ik bleef lopen, eten en drinken.
En ik had gelukkig mijn supporters die me er telkens weer
doorsleurden. En ik kreeg er nieuwe supporters bij: een groep gasten uit
Antwerpen die me elke ronde keihard aanmoedigen, een bloglezer die me ’s
morgens in het hotel al had herekend en aangesproken, een Belg die de uitrusting van mijn
triatlonclub herkende, ….en zo vele anderen. Ze sleuren je er door.
En ik bleef maar lopen. Laatste
passage bij Iris nog een oerbrul om te laten zien dat ik no way zou opgeven.
En dan boven op de laatste brug - al vol emoties dat ik het
dus effectief zou halen - klikte ik op de pijltjestoets van mijn Garmin en las
“9u58m”. Ik wist op dat moment echt niet wat ik van tijd mocht verwachten, en
met nog 1 km te gaan had ik dus 9u58m. Ik geloofde mijn eigen ogen niet.
RUN 3:35:24; 42,195 km; 5:06/km; gem HSL 148; max HSL 168
Die laatste kilometer was onbeschrijflijk. De brug af, nog
een stukje langs de Main, en dan via de rode loper opdraaien onder luid applaus
van het publiek naar de finish. Eerst mijn ouders omhelsd op 100 meter van de finish,
dan na 10u03 onder die finish boog. En daarna in de armen vallen van mijn
vrouw, kinderen en andere supporters. Waow man! Ik was stikkapot, uitgeput,
maar de adrenaline pompte als een gek door mijn lijf. En ik leek het maar niet
te kunnen geloven.
We zijn nu 2 dagen later, en nog steeds kan ik er niet bij
dat ik nu iemand ben die een Ironman doe rond de 10u. Dat lijkt me nog steeds
iets voor atleten die veel straffer zijn dan mij. Maar zo is het dus niet : het
staat er zwart op wit:
Ironman Frankfurt
2014 - Christophe Scheire - 10u03m11s
Het is dus waar: Anything is possible!